Ik ben een weefsel aan het maken.
Ik weef met draden van nederigheid rond mijn tekortkomingen.
Bij iedere draad die ik weef laat ik mijn neiging tot perfectie los.
De vrijheid die ontstaat is de nectar die er doorheen stroomt.
Gaten ontstaan in het weefsel en bobbels en losse uiteinden die niet afgehecht zijn.
Ik maak er een potje van en geniet ervan om los te laten.