Ik zegen mijn menselijkheid.
Ik zegen de fouten die ik maak, de angst die ik soms voel.
Ik houd ervan mens te zijn, onvolmaakt.
Ik zegen de ik die het niet verdient om veroordeeld te worden.
Niet in het minst.
Moge zij in grote uitbundigheid leven.
Niet gebonden aan wetten, aan regels over hoe zij moet zijn, hoe zij zich zou moeten gedragen.
Niet gebonden aan wat ze fout zou hebben gedaan.
Ik houd van mijn menselijkheid.